maandag 18 november 2013

de opvolger

Dit wordt een wat langer verhaal, maar ik wil het toch in zijn geheel vertellen.

Donderdag 7 november zat ik, zoals ook op andere werkdagen nu, om zeven uur
’s morgens achter mijn bureau. Omdat Tom Loesje toch echt nodig heeft, word ik door collega’s gehaald en gebracht. Frank begint altijd vroeg, die is voor zevenen al in de kennels. Speciaal voor mij gaat hij een kwartiertje later…
Toen collega Susan binnen kwam, vroeg Frank haar mee naar de kennels om iets over een hond te bespreken. Ik dacht: oh nee, dat gaat toch niet over een hond voor mij…

We waren allebei aan het werk, tot dat Susan quasi nonchalant zei: “oh ja, ik wil even wat met je bespreken”. Ik voelde een vreemde paniek opkomen: ik wil niet praten over een hond, ik ben er nog niet aan toe. Ik dacht dat, als ik een matching maar zover mogelijk voor me uit zou schuiven, ik het wel weer zou kunnen, zonder voortdurend aan de matching met Mees te denken. Anders zou ik toch niet open kunnen staan voor een andere hond.

Maar er was een hond teruggekomen, dat wist ik. Frank, eindverantwoordelijk voor de training, vond dat hij een geschikte hond zou kunnen zijn, maar wist ook hoe ik erover dacht, daarom het overleg. Susan begrijpt heel goed dat ik niet wil matchen. “Dat had ook nog helemaal niet moeten gebeuren”, zei ze “dus dat doen we ook niet. Maar we willen deze hond toch aan je voorstellen, deze mogelijkheid niet voorbij laten gaan zonder je te laten weten dat hij er is”.

“Goed”, zei ik, “dan moet ik maar een stukje met hem lopen. Toen Frank terug kwam van een dag afleveren zei ik dat tegen hem. “Wanneer”, vroeg ik. “Nu”, zei Frank. Ja dat dacht ik wel. Ze gaven me geen tijd om na te denken en dat was in dit geval heel verstandig. Ook als ik met hem zou gaan lopen, zou ik daar geen tijd voor hebben.
“En als je het wat vindt”, vervolgde Susan, “neem hem dan ook een avondje mee naar huis, dan halen we hem morgenochtend weer op”. Help! Ik moest wel even snel overleggen met Tom, anders zou hij niet weten wat hem overkwam als hij thuis kwam. Tom liet zich ook overvallen, het was goed.

We reden naar de stad en Frank haalde hem uit de auto. Hij kwam meteen naar me toe. Een grote blonde reu, groter en breder dan Mees. Ik liet Frank het tuig omdoen, net alsof ik er nog niks mee te maken wilde hebben. Frank zei: “Doe maar alsof je een hond voor Desudo moet testen”. Ik pakte de beugel vast en zei “vooraan”. En bij de eerste stappen, tegen wil en dank, voelde het toch goed. We liepen eigenlijk meteen met elkaar weg. Hij voelde stevig en werkte doortastend, daar houd ik van.
Ik merkte wel dat ik het niet kon opbrengen om zijn naam te zeggen. Gedeeltelijk omdat ik die echt lelijk vind, maar ook omdat ik het niet voor elkaar kreeg hem anders te noemen dan Mees.

Hij liet mooi werk zien. Hij is soms wat te enthousiast en trekt dan wat te hard. Ook wijst hij dingen aan waarom ik niet heb gevraagd. Dat laatste vind ik niet erg, maar aan het trekken moet worden gewerkt. Hij is stugger en koppiger dan Mees. Toen we omdraaiden omdat de route anders te lang werd bleef hij tot drie, vier keer toe staan en probeerde naar rechts te gaan, de richting waarin we verder zouden zijn gegaan. Maar hij is wel heel duidelijk en dit wijst ook op routevastheid, die ik nodig heb. Die koppigheid heeft nog meer voordelen, want als hij “nee” zegt omdat iets niet kan, zal hij niet gauw toegeven als ik hem niet goed begrijp en doordram. Maar ik heb wel tegen de trainers gezegd: “ga vooral rechts als hij naar links wil”.

Frank heeft me met hem naar huis gebracht en meegekeken terwijl hij de kamer verkende. De bak met speelgoed stond open en dat vond hij geweldig. Hij sleepte alles eruit en kwam me vanalles laten zien. Als allereerste pakte hij de giraffe, de favoriet van Mees. Toen ik een trekspelletje met hem probeerde merkte ik dat hij in zijn enthousiasme onvoorzichtig is met zijn bek, daar moet ook aan gewerkt worden. Toen ik op de grond ging zitten, overliep hij me bijna. Hij was kortom erg druk en opgewonden, maar dat heb ik even helemaal laten gaan. Later werd dat minder.

Zoals afgesproken liet Tom de telefoon een keer overgaan toen hij met Loes voor het hek stond. Ik liet hem naar buiten. Loes negeerde hem, was alleen onderweg om mij te begroeten. “oh daar heb je weer zo’n druktemaker”, moet ze gedacht hebben.
Maar hij kreeg haar toch vrij snel aan het spelen.

We hadden naast het hondenbed een mand neergezet, want we vonden het te veel voor Loes om nou meteen een vreemde vent bij haar in bed te stoppen. Ik stuurde hem op zijn plaats, want hij bleef maar doorgaan en ik wilde zien of hij tot rust kon komen. Hij ging er niet in, maar ervoor zitten. Toen hij daarmee geen aandacht kreeg, ging hij er toch maar in.

’s Nachts om twaalf uur stond hij onderaan de trap te piepen. Ik nam hem mee naar buiten, maar dat was het probleem niet, nee, Loes lag in zijn mand en hij ging niet in het bed liggen. Echt een meidenstreek; Alsof ze wilde zeggen: deze mand is ook van mij en wat een watje ben jij, dat je onderaan de trap om mamma gaat roepen. Laat eens zien dat je lef hebt en verover je mand terug”. Maar ik ben blij dat hij zo beleefd was dat niet te doen.
Hadden we ze allebei weer in eigen bed en mand, om vijf uur maakten ze ons wakker omdat ze aan het spelen waren.

Toen we Loes haar Carnibest ontbijt gaven, wist hij niet hoe hij het had met die heerlijke geuren. Tom dacht dat hij hem betrapte met zijn poten op het aanrecht, maar ik hoop dat dat niet waar is.
Duidelijk is wel dat er het nodige werk te doen is, maar toen collega Brenda hem kwam halen, vonden we het allebei toch jammer dat hij weer wegging. We hadden ze nog samen in de tuin willen laten. Na een weekend overleg hebben we besloten dat hij mag komen, maar eigenlijk wist ik het die avond al. Het is ook weer en mooi duo, ze lijken uiterlijk een beetje op elkaar, hebben dezelfde moeder, toch weer familie in huis dus.

We vonden het heel bijzonder om op deze manier kennis te mogen maken met een hond. Ik kreeg de tijd om te ontspannen en om erachter te komen of ik in staat was mijn hart weer open te stellen. Tot mijn eigen verbazing gebeurde dat inderdaad. Het is een ‘tweedehansje’, maar dat ben ik voor hem ook. Een hond die is teruggekomen, heeft het een en ander voor zijn kiezen gehad, maar dat geldt ook voor mij. We hebben allebei veerkracht. Hij heeft laten zien dat hij sterk en stabiel is en dat zal ik nodig hebben; Want er komt een moment dat we verdwalen en dat ik roep: dat zou me met Mees niet gebeurd zijn, ik ken mezelf. Mees staat op een huizenhoog heldenpodium en dat is moeilijk voor een opvolger. Maar deze hond is blij en het is duidelijk te merken dat hij het werk nog steeds graag doet en daar wordt ik ook blij van. Ik zal weer die band aangaan, daar heb ik vertrouwen in. Dat ik er hard voor zal moeten werken, zal me ook afleiden van de herinneringen aan Mees.

Hij komt 20 januari. In zijn paspoort staat Nixon, maar we noemen hem Nik. Nu nog een nieuwe naam voor het blog, iemand een goed idee?

1 opmerking:

  1. Ja die weet ik: het is niet niks.
    Goed dat je toch nog even de tijd neemt om alles te verwerken en niet gelijk in de december maand in het diepe springt.
    Ik wens jullie veel veilige kilometers samen toe.
    Hartelijke groet,
    Lya

    BeantwoordenVerwijderen